Inleiding
Zoals er linkse1) mensen zijn die niets met natuur hebben en een weinig duurzaam2) leven leiden, zo zijn er rechtse mensen die heel duurzaam leven en van de natuur houden. Natuur en duurzaamheid worden als linkse thema’s beschouwd, maar zijn dat natuurlijk niet. Zo zijn er wel meer voorbeelden te bedenken die buiten het traditionele links-rechts schema vallen. Linkse partijen waren vroeger kritisch over religie, de Europese Unie, het koningshuis, maar tegenwoordig denken ze daar vaak een slagje anders over. Voor rechtse partijen geldt het tegenovergestelde. En dan is er nog immigratie. Onder Drees was de PvdA hier geen fan van, terwijl de werkgevers (en dus de VVD) extra werknemers (en consumenten) verwelkomden. Immigratie vormt nu een giftige splijtzwam tussen linkse en rechtse partijen en daar is iets merkwaardigs mee aan de hand. Rechtse partijen willen op de rem staan. De linkse, vaak tevens globalistische, partijen staan klaar om wat mondiaal gezien zwakkeren zijn hier te ontvangen, maar dat spoort lang niet altijd met de belangen van de lagere inkomensgroepen waarvoor zij zich zeggen in te zetten en die hun traditionele achterban vormen. Hoe meer immigratie, hoe lastiger die achterban het krijgt op de arbeids- en woningmarkt.
Het is een open deur van jewelste, maar daarom niet minder relevant: het politieke klimaat is verhard en vanuit de verschillende bubbels waarin we verkeren is er geen doorkomen meer aan. De linkse gegoede en goed opgeleide lezers van de NRC en de Volkskrant (soms weggezet als ‘rijklinks’) en de rechtse volgers van allerlei online blogs (‘domrechts’) hebben zo hun eigen overtuigingen en argumenten die in eigen kring als onomstreden waarheden gelden, maar waar in het andere kamp niet eens meer naar wordt geluisterd. Helaas worden natuur en duurzaamheid als typisch linkse thema’s gezien, terwijl er net zo goed rechtse mensen zijn die van de natuur houden en graag in een duurzaam ingerichte samenleving willen leven. Natuur en duurzaamheid zijn geen exclusief linkse thema’s.
Met de opkomst van de BoerBurgerBeweging (BBB) van Caroline van der Plas en het Nieuw Sociaal Contract (NSC) van Pieter Omtzigt wordt het uitdelen van de etiketten ‘links’ en ‘rechts’ steeds lastiger. Beide partijen combineren standpunten die zowel als links als rechts betiteld kunnen worden. Dat is een ontwikkeling die al meespeelde bij de beoordeling van de sociaaleconomisch linkse (vóór het behoud van de verzorgingsstaat), maar cultureel conservatieve (tegen immigratie en de islam) Partij voor de Vrijheid (PVV) van Geert Wilders. De tweedeling in populistische partijen als de PVV en kosmopolitische partijen als D66 en GroenLinks biedt vaak meer duidelijkheid, zeker nu de oude ideologische kaders zijn vervaagd3).
Duurzaam beleid vereist een aantal fundamentele keuzes die ook voor de meeste (kosmopolitische) partijen die duurzaamheid hoog in het vaandel hebben staan niet gemakkelijk zijn. Maar als het vijf voor twaalf is, zoals zij menen, dan zullen zij zich toch echt moeten bezinnen over die keuzes en in een andere richting moeten bewegen4). De keuzes die gemaakt moeten worden betreffen het omgaan met geld, gelijkheid en bevolkingsdruk. Zoals gezegd: geen gemakkelijke keuzes en discussies, maar de uitkomst zou kunnen zijn dat er een brug geslagen kan worden tussen de nu nog totaal gescheiden leefwerelden (‘bubbels’) van populisten en kosmopolieten. Met als gevolg veel meer draagvlak onder de bevolking voor duurzaam beleid, wat als essentieel wordt gezien voor het behalen van de gestelde doelen.
Geld = energie
In elk product en in elke dienst zit energie. Zonder energie wordt er niets geproduceerd. Mensen doen gelukkig ook veel gratis voor elkaar, maar in economische zin kost elk product en elke dienst geld. Het is misschien geen mathematische waarheid, maar wel duidelijk dat geld en energie in economisch en maatschappelijk verband zeer nauw aan elkaar verwant zijn. Sinds de uitbraak van de oorlog in Oekraïne hebben we gemerkt hoe direct de prijsstijging van energie doorwerkt in de hele economie en in het inflatiepercentage. Les één van het beperken van de uitstoot van broeikasgassen is energiebesparing. Energie die niet wordt gebruikt, hoeft ook niet duurzaam te worden opgewekt.5) Het tegengaan van energieverspilling zou dus prioriteit nummer één moeten zijn, een prioriteit waar nagenoeg niemand een probleem mee heeft.
Maar als energie en geld aan elkaar gelijkgesteld kunnen worden en energiebesparing les één is om duurzaamheid te bevorderen, zou dan niet hetzelfde moeten gelden voor het tegengaan van geldverspilling? En moeten we dan niet vooral naar de overheid kijken? Je mag er immers van uitgaan dat particulieren hun geld niet verspillen en als ze dat wel doen dan is het in een vrij land lastig om daar wat aan te doen. Juist bij overheidsuitgaven zie je vaak dat het geld makkelijk rolt, omdat de rekening toch uit de algemene middelen wordt betaald en niet uit eigen zak.
Een paar voorbeelden van verschillend kaliber moge verduidelijken hoe je met dit in het achterhoofd en vanuit het oogpunt van duurzaamheid anders tegen (mogelijke) uitgaven aan zou moeten kijken. De duurzaamheidspartijen zijn over het algemeen gecharmeerd van of zelfs uitgesproken voorstander van een basisinkomen6). Dat basisinkomen moet hoog genoeg zijn om fatsoenlijk van te kunnen leven en moet alle sociale toelagen overbodig maken. Aangezien een alleenstaande minimaal ruim € 1.500,- netto per maand nodig heeft om van te leven7) praat je al gauw over bijna € 20.000,- per jaar voor elke volwassen Nederlander. Daar zitten miljoenen Nederlanders bij met een heel mooi inkomen van anderhalf keer modaal en meer. Het zou zo maar kunnen dat zij met dit jaarlijks terugkerend cadeautje niet altijd even duurzame keuzes zullen maken en bijvoorbeeld zullen kiezen voor vliegreizen naar verre oorden of een tweede elektrische auto. Bij het uitdelen van tienduizenden euro’s aan miljoenen mensen die dat helemaal niet nodig hebben, praat je over het verspillen van tientallen miljarden euro’s, elk jaar weer. Uit duurzaamheidsoverwegingen kun je niet anders dan concluderen dat hier sprake is van een enorme geld- en dus energieverspilling. En les één van het beperken van de uitstoot van broeikasgassen is juist het tegengaan van energieverspilling.
Een ander veelzeggend voorbeeld, op een lager schaalniveau, is de wens van het zeer groene gemeentebestuur van Groningen (bestaande uit wethouders van GroenLinks, de PvdA, de SP, de CU en de PvdD) om van Groningen een van de muziekhoofdsteden van het land te maken waar ook grote bands als de Rolling Stones en U2 naartoe zouden willen komen. Voor zulke bands offert het groene college van B&W de rust van het Stadspark op (met zelfs een verdubbeling van de voorheen toegestane maximale geluidsbelasting), ten nadele van niet alleen de flora en fauna, maar ook van de omwonenden. Daarnaast zijn er plannen voor een nieuw muziekcentrum (‘De Nieuwe Poort’) dat meer dan 300 miljoen euro moet kosten en waar ook weer internationale topacts zouden moeten optreden. Hoe duurzaam is het om aan de rand van Nederland dergelijke concerten te organiseren? Dat levert veel meer reisbewegingen op dan wanneer ze in de Randstad zouden plaatsvinden. Voor een groen college is het met het oog op duurzaamheid een merkwaardige keuze. En dat is het al helemaal als je je realiseert dat Groningen de op een na armste is van de 32 grote gemeenten (met meer dan 100.000 inwoners) in het land.8)
Een laatste voorbeeld betreft het subsidiëren van elektrische auto’s. Het reizen per auto is een van de minst duurzame manieren van reizen. Het vraagt veel energie en het kost veel mensen en dieren het leven. Het zijn bovendien vaak mensen met een goed inkomen die van deze subsidies profiteren en dat is nou net een groep die dat minder nodig heeft. De honderden miljoenen euro’s die de overheid, gesteund door partijen met duurzaamheid hoog in het vaandel, al heeft uitgeven aan deze subsidies (en nog van plan is uit te geven) hadden beter besteed kunnen worden, bijvoorbeeld aan openbaar vervoer of het isoleren van woningen.
Gelijkheid
We leven in een cultuur waarin het hoogste gebod zo ongeveer schijnt te zijn dat hoe gelijkmatiger de inkomensverdeling is, hoe beter, eerlijker en rechtvaardiger dat is. Dit vooral door de linkse partijen9) onderschreven idee is een belangrijke stimulans geweest achter de opbouw van de westerse verzorgingsstaten na de Tweede Wereldoorlog. Het sluit ook goed aan bij christelijke inspiratiebronnen, met als veelzeggend voorbeeld de aan Jezus Christus toegeschreven spreuk: ‘Het is makkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.’
In enkele decennia is er een verzorgingsstaat opgebouwd waarbij iedereen in principe over voldoende middelen kan beschikken om zijn dagelijkse boodschappen te doen, een dak boven het hoofd te hebben, goed onderwijs te genieten en toegang te hebben tot uitstekende gezondheidszorg. Iets om trots op te zijn, maar voor veel linkse partijen is het nog niet genoeg omdat er (grote) verschillen blijven bestaan in inkomen en vermogen.
De wens om, naast wat de verzorgingsstaat al biedt, tot een ‘eerlijke’ inkomensverdeling te komen heeft vooral negatieve effecten. Het leidt enerzijds tot een uitdijend en overbelast overheidsapparaat dat allerlei regelingen in het leven roept en moet uitvoeren en anderzijds tot het ontmoedigen van mensen om op eigen benen te staan. Door alle toeslagen en fiscale regelingen loont het vaak namelijk helemaal niet om weer of meer te gaan werken, het kan zelfs een negatief effect hebben op het uiteindelijke besteedbare inkomen (de zogenaamde armoedeval). De veelheid aan fiscale regelingen leidt door de uitvoeringsproblemen tot een hoge werkdruk bij de Belastingdienst. Voor de doelgroep is het bovendien vaak geen doen om zich door alle formulieren heen te worstelen10). Als er een bodem is gelegd die voldoende bestaanszekerheid biedt, leidt verder micromanagement om elke subgroep van een ‘eerlijk’ inkomen te voorzien vooral tot meer bureaucratie en rapporten die in diepe lades verdwijnen.
Inkomensverschillen zijn het logische en vaak ook terechte gevolg van de keuzes die mensen maken, de capaciteiten die ze hebben, de inspanningen die ze leveren en soms natuurlijk ook domweg een kwestie van pech of geluk. Als je van de overheid verlangt om dat allemaal te corrigeren, dan verlang je te veel. Het enige wat je dan zeker weet, is dat je de overheid laat vechten tegen de bierkaai en dat je aan allerlei adviesbureaus een permanent verdienmodel biedt om de fata morgana van een ‘eerlijke’ inkomensverdeling te blijven najagen. Je creëert een permanent energielek.
De discussie rond het thema van de ‘eerlijke’ inkomensverdeling heeft zich de laatste jaren meer en meer verlegd naar de vermogensverdeling. Vooral sinds de publicatie in 2013 van Le Capital au XXIe siècle van de Franse econoom Thomas Piketty is er veel aandacht voor de ongelijkmatige vermogensverdeling en voor de wens om die gelijker (en dus, in de ogen van de voorstanders, eerlijker) te maken. De excessieve beloningen voor bestuurders van grote ondernemingen, voor sporters en kunstenaars en de hoge winsten die via internet zijn te behalen maken het begrijpelijk dat er vraagtekens worden gesteld bij de vermogens die zo worden opgebouwd. Vanuit duurzaamheidsoogpunt moet daar wel een kanttekening bij worden gemaakt. Ook mensen met één of twee keer een modaal inkomen kunnen namelijk door zuinig te leven in de loop der jaren een aardig vermogen opbouwen.
Veel consumptie is onvermijdelijk (je moet toch eten, kleren aan, wonen, reizen, enzovoort), maar gelukkig houden veel mensen dan nog geld over. Iemand die bijvoorbeeld anderhalf keer modaal verdient (zo’n € 60.000,- bruto per jaar), geen kinderen heeft, zuinig leeft en € 1.000,- per maand spaart en belegt, kan na 45 jaar gewerkt te hebben makkelijk een vermogen van meer dan 1 miljoen euro bij elkaar gespaard hebben (los van een eventueel aflossingsvrij eigen huis). Als die persoon daar dan bijvoorbeeld grond voor koopt om daar een natuurgebiedje van te maken dan is daar vanuit duurzaamheidsoogpunt niets op aan te merken. Deze persoon heeft zich niet alleen niet laten verleiden om allerlei soms onnodige consumptieve uitgaven te doen (vliegreisjes, om de paar jaar een nieuw bankstel, misschien wel nooit een auto gekocht, enzovoort), maar heeft dan ook nog eens een natuurgebied gecreëerd. Hetzelfde geldt als hij/zij geen natuurgebiedje koopt, maar verhuist naar een fraaie villa in een zonnig land waar de kachel nooit aan hoeft: veel duurzamer kan niet.
Je kunt je afvragen hoe vaak dit voorkomt, feit is dat het economisch beleid er nu op is gericht om de consumptie aan te jagen: een gematigd niveau van inflatie is het doel van de monetaire autoriteiten terwijl de rente op spaarrekeningen daar structureel bij achter loopt. Door de inflatie wordt het geld steeds minder waard, ook het geld dat op een spaarrekening staat. Je bent dus een dief van je eigen portemonnee als je geen gehoor geeft aan de permanente lokroep van de reclame en je geld uitgeeft. Terwijl je echt geen zwartkijker hoeft te zijn om je te realiseren dat het voor iedereen goed zou zijn om een paar appeltjes voor de dorst achter de hand te hebben. Zeker voor de overheid, die ook in de toekomst een schild voor de zwakkeren in de samenleving zou moeten zijn, geldt dat het verstandig is om spaarzaam te zijn.
Als het bevorderen van duurzaamheid je doel is, dan zou je dus niet vermogen extra moeten belasten, maar in ieder geval tot een bepaald niveau (te denken valt aan een miljoen euro) vermogensvorming moeten stimuleren. Het scoort natuurlijk geweldig bij de meerderheid van die kiezers voor wie het opbouwen van een vermogen van 1 miljoen euro een utopie lijkt, maar het belasten van vermogen kan op gespannen voet staan met het stimuleren van duurzame keuzes11).
Bevolkingsdruk
Het gelijkheidsideaal maakt dat veel mensen last hebben van ‘geboorteschaamte’: ze vinden het niet eerlijk dat zij in het welvarende Westen zijn geboren en zoveel andere mensen in landen met een veel lager inkomensniveau. Waarbij dat gevoel van schaamte nog eens gestimuleerd kan worden door het idee dat onze welvaart ten koste is gegaan van andere landen. Een dergelijke denkwijze leidt bijna onvermijdelijk tot begrip voor de grote migratiestromen richting het Westen. Of dat tot een duurzamere wereld leidt, is maar helemaal de vraag. Wat zeker is, is dat dit een heikel thema is, voor velen zelfs een taboeonderwerp12). Het is natuurlijk ook niet leuk om mensen die hier een beter bestaan hopen op te bouwen de toegang te weigeren. Maar als je het hebt over een duurzamere samenleving en als het al vijf voor twaalf is (geweest), dan ontkom je er niet aan om het onderwerp bevolkingsdruk in ieder geval mee te nemen in je overwegingen.
Met een groeiende bevolking wordt het niet alleen drukker in een toch al druk land, maar wordt het halen van duurzaamheidsdoelstellingen lastiger. Mondiaal gezien betekent de migratiestroom van armere landen naar het Westen dat miljoenen mensen met een lage ecologische voetafdruk veranderen in mensen met een veel hogere ecologische voetafdruk. Volgens Wikipedia (de cijfers zijn uit 2012, maar zullen nu niet opeens heel anders zijn) bedraagt de ecologische voetafdruk van de gemiddelde Nederlander 6,31 hectare. Voor Afghanistan, Eritrea, Nigeria, Syrië en Bulgarije gaat het om respectievelijk 0,52, 0,63, 1,42, 1,43 en 3,54 hectare. De drempelwaarde waarboven er roofbouw op de aarde en dus de toekomstige generaties wordt gepleegd ligt op 1,8 hectare.13)
Voor degenen die het oneerlijk vinden om migranten de toegang te ontzeggen is het goed om te weten dat het voor de landen van herkomst nogal een aderlating is dat juist de beter opgeleide en ondernemender mensen emigreren waardoor het er voor de achterblijvers niet beter op wordt. Ter verduidelijking een citaat uit de Volkskrant van 26-08-2023: ‘In veel Afrikaanse landen is sprake van een aanzienlijke braindrain: de uittocht van goed geschoolde burgers. De Nigeriaanse minister van Volksgezondheid zei in 2018 dat 70 procent van de Nigeriaanse artsen is geëmigreerd, vooral naar het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Canada en Saoedi-Arabië. Daardoor kampt Nigeria met een groot tekort aan artsen. Sub-Sahara-Afrika telt 3 procent van de gezondheidswerkers in de wereld, schreef de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in 2016, terwijl het 24 procent van de mondiale ziektelast draagt.’
Ten slotte zou in de overwegingen ook meegenomen moeten worden dat veel migranten afkomstig zijn uit landen met een patriarchale cultuur waar heel anders wordt gedacht over de participatie van vrouwen in de samenleving en de rechten van de LHBTIQ+-gemeenschap. De langdurige frictie die het gevolg is van de verschillen tussen de waardensystemen, vraagt veel aandacht, menskracht, geld en dus energie.
Dat het onderwerp bevolkingsdruk, met daaraan onlosmakelijk verbonden de mondiale migratiestromen, controversieel is, kan geen reden zijn om er niet serieus naar te kijken. Het is duidelijk dat de immigratie in Nederland tot veel problemen leidt, waarbij de druk op huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg en financiën in het oog springt. Als het dan ook nog eens zo is dat het behalen van de duurzaamheidsdoelstellingen door het groeien van de bevolking moeilijker wordt, dan ligt beperking van immigratie voor de hand. Precies datgene waar populistische partijen, mogelijk om allerlei andere redenen, al jaren voor pleiten (en wat hen een duurzame voedingsbodem biedt).
Conclusie
Als het bij de omschakeling naar een duurzame samenleving met een (nagenoeg) fossielvrij energiesysteem vijf voor twaalf of zelfs nog later is, dan is het alle hens aan dek en mogen er geen onnodige taboes in het denken en het nemen van maatregelen zijn. De veelal kosmopolitische partijen die van duurzaamheid een centraal thema hebben gemaakt, zouden bereid moeten zijn stokpaardjes die haaks staan op het bereiken van de duurzaamheidsdoelstellingen ter discussie te stellen. Dan gaat het om zaken als de erkenning dat geld en energie vergelijkbare grootheden zijn en dat je dus ook met geld zuinig om moet gaan14). Dat is niet alleen vanwege duurzaamheid van belang, maar ook om de verzorgingsstaat die in de vorige eeuw is opgebouwd in grote lijnen duurzaam in stand te kunnen houden – iets wat ook een populistische partij als de PVV nastreeft. Dan gaat het daarnaast om de erkenning dat het gelijkheidsstreven door kan slaan op een manier die veel geld kost, maar waarvan vooral adviseurs, coaches en procesbegeleiders profiteren. En dan gaat het ten slotte om de vraag hoeveel immigratie we in dit land nog willen. Duurzame keuzes op deze vlakken zouden vermoedelijk goed vallen bij de populistische partijen. Als het dan vijf voor twaalf is, waarom zou je deze bruggen dan niet slaan naar het grote deel van de bevolking dat misschien minder belang hecht aan duurzaamheid, maar graag een zuinige overheid heeft met appeltjes voor de dorst, bestaanszekerheid en minder immigratie? Het deel van de bevolking dat vroeger een groot deel van de achterban van de linkse partijen vormde.
1) De in politiek opzicht beperkte bruikbaarheid van de begrippen ‘links’ en ‘rechts’ komt verderop in het artikel aan de orde.
2) Duurzaamheid is een containerbegrip waar van alles onder valt. Om het een beetje overzichtelijk te houden is de definitie van de VN-commissie Brundtland uit 1987 in het rapport ‘Our common future’ over duurzaamheid een bruikbare leidraad: ‘Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder de behoeften van toekomstige generaties, zowel hier als in andere delen van de wereld, in gevaar te brengen.’
3) Overigens overlappen de begrippen ‘kosmopolitisch’ en ‘links’ wat het thema duurzaamheid betreft elkaar in het Nederlandse politiek landschap nagenoeg volledig.
4) Volgens de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de Portugese socialist António Guterres, zitten we zelfs op de ‘highway to climate hell, with our foot still on the accelerator’ (november 2022).
5) Het is dan ook vreemd dat partijen die zeggen op te komen voor de mensen die het niet breed hebben, wel subsidies voor biomassa, elektrische auto’s en windparken hebben geregeld, maar weinig hebben betekend voor het verduurzamen van corporatiewoningen waarin juist relatief veel mensen met een laag inkomen wonen.
6) Wikipedia: ‘Een basisinkomen is een gegarandeerd inkomen dat elke burger/inwoner (gedeeltelijk) van de overheid krijgt. Met basisinkomen wordt over het algemeen een onvoorwaardelijk basisinkomen bedoeld, waarbij iedere burger hetzelfde krijgt ongeacht over welke overige inkomsten of over welk vermogen hij of zij beschikt.’
7) Ramingsmethodiek armoederaming (cpb.nl)
8) Aldus BDO Adviseurs & Accountants dat het huishoudboekje van 352 Nederlandse gemeenten bekeek. Dagblad van het Noorden 08-02-2023, pagina 23: ‘Het rapportcijfer dat de gemeente Groningen krijgt, is een 5,4. Daarmee staat de gemeente op plaats 31 van de 32 gemeenten met meer dan 100.000 inwoners. Gekeken is naar de schuld, het eigen geld, investeringen, de vaste inkomsten en de belastingen. De schuld in Groningen is 104 procent van de hoogte van de jaarlijkse inkomsten. Van alle bezittingen en geld op de bankrekening is 8 procent van de gemeente, de rest is geleend. Als dit percentage lager is dan 20 procent loopt de gemeente risico.’
9) Zoals gezegd is er veel voor te zeggen om bij de verdeling van politieke partijen niet meer met het aloude links-rechts schema te werken, maar als je kijkt naar welke partijen voor nivellering zijn en voor welke partijen dat wel een tandje minder kan, dan gaat het oude links-rechtsschema nog steeds op.
10) Renske Leijten van de SP zei op het festival Noorderzon in de talkshow Linkse Mannen over toeslagen: ‘Het maakt alles veel te ingewikkeld voor mensen.’ (Dagblad van het Noorden 23-08-2023)
11) Om in te kunnen schatten wat het zwaarder belasten van echt vermogende personen (met een vermogen van meer dan 1 miljoen euro om die grens maar even aan te houden) zou kunnen opleveren, is het goed om de les van het programma De Achterkant van het Gelijk van Marcel van Dam van enkele decennia geleden over het betalen van belasting door rijke mensen niet te vergeten: die betalen maar heel weinig belasting omdat ze zich dure belastingadviseurs en allerlei belastingconstructies kunnen permitteren en omdat het buitenland nooit ver weg is. Dus hoe gerechtvaardigd en aantrekkelijk het ook mag lijken om vermogens zwaarder te belasten, het is goed om te bedenken dat dat het streven naar een duurzame samenleving in de weg kan staan en kan leiden tot een enorme kapitaalvlucht waar de hele samenleving last van zou kunnen krijgen.
12) Een van de weinige politici uit de duurzame hoek die het, een jaar of dertig geleden al, heeft aangedurfd om het thema bevolkingsdruk te verbinden met duurzaamheid was de planoloog Marten Bierman die eind vorige eeuw als lid van De Groenen in de Eerste Kamer zat.
13) Ecologische voetafdruk – Wikipedia
14) Je maakt schulden om op grotere voet te leven dan je je op dat moment eigenlijk kunt veroorloven in de hoop dat je dat later terug kunt betalen (dat geldt zowel privé als voor de overheid). Maar het is natuurlijk raar om als antwoord op een crisis die is veroorzaakt door het op te grote voet leven op nog grotere voet te gaan leven en toekomstige generaties de rekening te laten betalen.